Totaal aantal pageviews

dinsdag 28 juni 2011

De vier elementen. Vuur

Vuur Vuur is voor mij het krachtigste element, maar ook het element waar ik het meest voorzichtig mee om ga. Het vernietigende aspect van vuur, positief gelabeld het transformerende, maakt mij terughoudend. Een ander aspect wat algemeen wordt toegeschreven aan vuur is inspiratie, de goddelijke vonk die dingen in beweging zet, laat ontstaan. Ik heb moeite om dit zo te voelen. Inspiratie voor bijvoorbeeld kunstuitingen komt volgens mij vaak voort uit de emoties en dus vanuit water. Wetenschappelijke inspiratie komt, weer volgens mij, misschien wel voort uit de ether. Dit voorzover de algemene beschouwing, laten we kijken wat er gebeurde tijdens de meditatie. Ik ben een man, waarschijnlijk in de steentijd. Ik draag een dierenvel en heb een knuppel in mijn hand. Achter mij lopen nog een groepje mensen. Ik loop door een moerasgebied met manshoog opgeschoten riet en hier en daar een struikenbosje. ik ken de weg en weet waar ik moet gaan om niet weg te zakken in de drassige grond. We lopen in een smal lint achter elkaar. Het is heet, heel heet en heel vochtig. De zon heeft zich verscholen achter een donker wolkendek. Zwermen muggen vallen me aan en steken me waar ze maar kunnen. Ik schenk daar niet veel aandacht aan, als ze erg lastig worden veeg ik ze met mijn arm weg bij mijn gezicht. Al een tijdje hoor ik gerommel in de verte en af en toe zie ik een lichtflits langs de hemel schieten. Het is nog dagen lopen voor we onze bestemming bereikt hebben, het zomerkamp bij de heilige steencirkel, waar we zeker aankomen voor de ceremonie van de langste dag. Ondertussen spied ik het landschap af om een plek te vinden waar ik en mijn familie beschutting kan vinden voordat de elementen losbarste. Ik zie een kleine verhoging in het landschap, dat ik herken. De grote dicht op elkaar staande bomen zullen ons een tijd droog houden en ons beschutten tegen de wind. Er staat een oude heilige boom, een eik, opgedragen aan Wodan de dondergod. Even voel ik me aarzelen, is dat wel een goede plek om te schuilen? Maar er is geen andere mogelijkheid en om het noodweer in het open veld te trotseren zou vooral voor de kleintjes beangstigend zijn. Dus verander ik resoluut, met versnelde pas, onze richting en hoop zo nog op tijd bij het bosje aan te komen. Net voor we daar aankomen breken de wolken open en stort het water over ons hoofd uit. De donderslagen knallen door de lucht en bliksemschichten volgen elkaar met grote snelheid op. Opgewonden roepend, rennend en struikelend bereiken we het iets hoger gelegen bosje. Voorlopig staan we droog. Vol ontzag kijk ik naar het hemelgeweld en zend een gebed naar de hemelgoden om ons niet te vernietigen. Dan schrikken we op van een oorverdovende knal, meteen gevolgd door een vuurflits die sissend neerdaalt in de Wodans eik, gillend deinsen we verder achteruit. Ik ben vuur. Ik ben het vuur dat zich opbolt in de hemelen en zich ontlaad in vurige tongen die zich naar beneden snellen om te zoeken naar een punt om tot rust te komen in de aarde. Niets kan mij tegenhouden op die weg. Ik verzeng en verschroei datgene wat mij ervan weerhoud mijn doel te bereiken. Ik schroei langs de boom en schiet in de aarde. Ik ben de vonk die achterblijft, gevallen op de droge dorre bladeren rondom de boom. Het lijkt wel of het blad onder mij wegsmelt, ik word geboren als vlammetje. Verbaasd ervaar ik mijn nieuwe hoedanigheid. Ik dans vrolijk rond en wordt groter en groter. Uitbundig grijp ik om me heen, op zoek naar steeds nieuwe, steeds meer, dorre bladeren en dode struiken die mij voeden en waar ik nooit genoeg van schijn te hebben. Ik rijk naar de hoge takken, en wordt meegezogen in mijn eigen verlangen en passie. Ik zing en loei en kleur en verzeng. Ik krijg er niet genoeg van, soms zak ik even in, vind weer iets nieuws, bloei hoog op, tot ik diep teleurgesteld aan de rand van het vochtige moeras terecht kom en niet verder kan. De verschroeide aarde achter en naast mij, het water voor mij. Vermoeid dooft met een laatste opleving, uiteindelijk ook mijn laatste vlammetje uit.

vrijdag 24 juni 2011

De vier elementen, water

Water. In voorgaande jaren heb ik intensieve water meditaties gedaan. Een van die keren was ik echt water, ik ervaarde letterlijk hoe het is om als water je weg te zoeken tussen het zand en de aarde korrels en overal tussen en in te dringen, ijverig, altijd bezig en in beweging. Ik ervaarde dat de structuur van wat wij als gesloten, vast, beschouwen, dat niet is, alles bestaat uit min of meer losse moleculen waartussen ruimte is en die na verloop van tijd uit elkaar vallen.Water versneld dat proces, wringt de materie apart. Bij andere meditaties begaf ik mijzelf in een meer en onder het water en verstrikt in de waterplanten. Ik beleefde een soort benauwde, angstige, wedergeboorte. Deze keer zat ik op mijn balkon toen een hevige regenbui losbarstte en luidt neerkletterde op de in vol blad staande grote bomen in de binnentuin. Een paar donderslagen verhoogde het intense effect. Ik begon te mediteren en werd de zware grijze regenwolk waarin ik naar onderen zakte.Ik probeerde me er zolang mogelijk aan vast te klampen maar op een gegeven moment viel ik naar beneden. Afgescheiden van alle andere druppels. Ik kwam neer op de bladeren, drupte er vanaf en zonk in de droge grond. Daar werd ik al snel opgezogen door de wortels en belandde in een stelsel van gangetjes met steeds fijnere vertakkingen, om in een blad te eindigen, dat zich opvulde, oprichtte en versterkte. Water is een levensbehoefte.Na de bui brak de zon weer door, een frisgewassen wereld achter latend, zelfs de lucht rook schoon en fris. Water wast schoon.

woensdag 22 juni 2011

De langste dag

Vandaag denk ik aan mijn grootmoeder.Zij is in 1888 op de langste dag geboren. Zij kreeg twaalf kinderen, waarvan de eerste en de laatste jong stierven. Zij maakte twee wereldoorlogen mee. Zij groeide op in Vinkeveen, een dorpje midddenin wat nu 'het groene hart' heet.Als kind woonde ik dicht bij het boerderijtje van mijn opa en oma en liep geregeld even aan. Ik werd stevast door haar begroet met de woorden: 'Zo kind,ben je daar?' s'Middags deed ze altijd een dutje in de bedstee. Ik zie haar nog voor me als ze dan opstond. Haar lange, nooitgeknipte haar dat ze normaal in een knotje had opgestoken hing dan in een lange streng omlaag en ze had een rose gebreide borstrok aan. Als ik weer weg ging kreeg ik een balletje (snoepje). Ze was altijd vriendelijk, ik heb haar nooit boos gezien. Als kind moest zij na school sokken breien voor in het winkeltje van haar moeder. Als ze een bol wol had opgebreid kwam ze bij de halve cent,die ze dan mocht hebben. Ik vond breien heel leuk, maar mocht dat niet op zondag, want breien was werk. Een van de weinige dingen waar mijn moeder aan vast hield wat betreft de zondagsrust. Waarschijnlijk heeft ze dat heel sterk meegekregen van mijn grootmoeder, voor wie al dat breien wel echt werk was. Mijn moeder vertelde me dat ze zondags in de namiddag, als het begon te schemeren en de lamp nog niet aan mocht, met de kinderen psalmen ging zingen. Dat deed mijn oma ook als haar baby's s'nachts huilden. Ze liep dan psalmen zingend door het huis met de baby op de arm. Twee van haar zoons emigreerde naar Canada en heeft ze nooit meer teruggezien. Ze heeft geen gemakkelijk leven gehad, maar leek heel tevreden. Ik hoop dat ik wat op haar lijk, maar betwijfel het.